Arbitrair: Mentale Conditie

Arbitrair

Maandelijks schrijft Dick van Twillert een persoonlijke column in de rubriek Arbitrair. Deze column gaat over mentale conditie, hetgeen meer inhoudt dan geconcentreerd en rustig blijven.

Een oud rapportformulier vermeldt als toelichting bij het kopje ‘concentratie en stressbestendigheid’: de (assistent-) scheidsrechter is steeds geconcentreerd en laat zich niet afleiden door externe factoren. Onder moeilijke omstandigheden blijft hij rustig en laat zich niet beïnvloeden door reacties van spelers, trainers of publiek’.

Wie bovenstaande tekst op zich laat inwerken, denkt met weemoed terug aan de goede oude tijd waarin alles nog zo heerlijk overzichtelijk was dat actie en reactie, oorzaak en gevolg onlosmakelijk aan elkaar verbonden zaten. Zo van:

  1. De scheidsrechter keurt wegens buitenspel een doelpunt af.
  2. De aanvoerder komt op gepaste wijze uitleg halen bij de scheidsrechter.
  3. De doelman van het gedupeerde team komt helemaal van de overkant aanstormen en fulmineert heftig tegen de leidsman.
  4. De scheidsrechter geeft de goalie een gele kaart en sommeert hem terug te keren naar zijn hok.
  5. De rapporteur geeft de arbiter een bonuspunt omdat hij zich zo goed staande hield in het strijdgewoel. De vragen van de aanvoerder werden correct gepareerd. De keeper kreeg volgens het boekje geel voorgehouden en de scheidsrechter toonde zich Oost-Indisch doof voor het publiek en de trainer.

Beeldvorming
Er bestaan meer vormen van weerstand die niet zo makkelijk meetbaar zijn en waartegen veel moeilijker valt op te treden. Iedere club op een beetje niveau plaatst op zijn website een voorbeschouwing van de komende wedstrijd. De redacteur bezoekt sites als Voetbal op Zaterdag om na te gaan of de scheidsrechter van dienst een kaartentrekker is of iemand die veel oplost met zijn persoonlijkheid. Met een beetje googelen komen de opvallendste wapenfeiten snel boven tafel. Als de koffiedame de scheidsrechter adviseert vandaag niet zoveel kaarten te geven, geeft dat aan in hoeverre het verleden een rol speelt in de beeldvorming rond de arbitrage.

Voor de scheidsrechter wordt het er niet leuker op als beide trainers onder het handen schudden in de warming-up ook op die toer beginnen. Zeker als dat in de wedstrijd wordt voortgezet en er bij de eerste de beste publieke vermaning al commentaar komt van de spelers. Het wachten is dan op de reacties wanneer voor het eerst geel wordt uitgereikt. Achter zijn rug hoort de leidsman het zagen beginnen: ‘Typisch Janssen. Altijd de kas van de KNVB spekken. Zo komt ie wel hogerop.’ Oudere spelers proberen het tactisch aan te pakken, in de trant van ‘Scheidsie, dat heppie toch niet nodig?’

In het coachgesprek na de wedstrijd laat de scheidsrechter zich ontvallen dat hij graag fluit, maar dat het gezeur van de mensen er omheen hem begint tegen te staan. ‘Zou ik niet beter meteen geel kunnen trekken als ze iets vervelends tegen me zeggen? Mijn humeur lijdt eronder. Ik merk dat ik steeds sneller geïrriteerd raak. Dan kan ik het toch beter direct indammen?’ Na de wedstrijd maakt de voorzitter van de thuisclub het nog erger door voordat er iets gezegd wordt al luidkeels mee te delen dat er vandaag niet over de scheidsrechter wordt gesproken aan de bestuurstafel. Aan het gemompel is te horen dat men niet erg tevreden is. De commentaren op internet en in de regionale pers later verzieken het weekend nog verder.

Ziekmakende vrijetijdsbesteding
Wat eerst een gezonde manier van sportbeoefening was, wordt zo langzamerhand een ziekmakende vrijetijdsbesteding. Op het werk worden toespelingen gemaakt. Toevallig ligt de krant in de kantine open bij het verslag van de derby die verprutst werd door een leidsman die de sfeer van de wedstrijd niet aanvoelde enzovoort. De arbiter kan er niet langer tegenop, meldt zich ziek en komt een week later bij de bedrijfsarts. Dat was het beste dat hem in deze omstandigheden kon overkomen. Wat gebeurt? De dokter onderkent dat spanning en stress roofbouw hebben gepleegd op het gestel van de sportman en verwijst hem naar de psycholoog bij de arbodienst. Onder deze zachte dwang valt aan een afspraak niet te ontkomen.

De psycholoog vraagt de arbiter alle rotte ervaringen in een gedetailleerd verslag vast te leggen. Over een week moet dat ingeleverd zijn. Dan praten we verder over de vraag hoe we, rekening houdend met de genetisch bepaalde stoerheid of kwetsbaarheid, ons kunnen wapenen tegen kwetsende en op den duur traumatiserende gebeurtenissen.

De deskundige vertelt dat de arbiter ongetwijfeld goede tips gekregen heeft om zijn probleem aan te pakken. De een adviseert om die rotzak die hem het leven zuur maakt gewoon uit de weg te gaan. De ander zegt: ‘niks van aantrekken, totaal negeren, je kent ze toch!’ De derde zou het echt niet pikken. ‘Gewoon straffen met geel en als ze doorgaan rood er overheen. Wie niet horen wil, moet voelen!’ Deze drie adviezen komen neer op: uit de weg gaan, negeren of uitvechten. Daarmee kun je uiterlijk reageren op de spelers die je het leven zuur maken. Maar daarmee heb je nog geen middel voor wat je van binnen meemaakt. Uiterlijke weerbaarheid, zoals de scheidsrechter in de tweede alinea vertoonde, is nog geen emotionele weerbaarheid. Anders gezegd: ook met een bang hart kun je stoer gedrag vertonen.

Emotionele immuniteit
Hoe kun je emotionele weerstand opbouwen? Dat werkt een beetje op de manier waarop fysieke immuniteit of weerbaarheid gecreëerd wordt. Door het lichaam in te enten met wat ziekteverwekkende stof worden we een beetje ziek. Daardoor worden antilichamen gevormd waardoor we weerbaarder zijn als we later weer met die ziekteverwekker (zoals griep of kinkhoest) in aanraking komen. Wie zich voor de toekomst weerbaarder wil maken tegen kritiek, doet er goed aan zich in te enten met de pijn die de kritiek nu geeft. Gooi dat slechte rapport gerust eerst in de vuilnisbak. Haal het morgen terug. Vouw het uit en kopieer de kritische passages. Vergroot dat stuk uit de krant en leg het bij de pc. Schrijf die onbenullige opmerkingen en beschimpingen eens uit. Verdring het niet. Ga ermee aan de slag door er bewust kennis van te nemen. Laat het tot je doordringen. Wie weerstand wil opbouwen, moet de pijn van binnen voelen en kunnen verdragen om er voortaan beter tegen te kunnen.

De remedie is niet makkelijk aan te leren. Pijn houd je liever van je af. Maar nu ligt het anders omdat je weet dat als je die pijn bewust wilt ervaren en beleven, je er de volgende keer minder door geraakt wordt. Daarvoor hoeft niet alle ellende uit het verleden in zijn geheel in de psyche gespoten te worden. Het kan ook in hapklare brokjes.

Dat verslag voor de psycholoog is een mooi werkstuk geworden. Krantenverslagen, recensies van internet, citaten uit rapporten maar ook uit coachadviezen larderen de eigen ervaringen. Die teksten vormen de basis voor de zelfstudie. Lees en herlees ze, laat de pijn toe, wil de pijn voelen totdat die het weerstandspunt in je binnenste tegenkomt en daarna afzakt. Deze oefening leert de shit die een ander je aanpraat eerder als kans dan als bedreiging te zien. Je kunt er voortaan beter tegen en voorkomt dat je in de slachtofferrol terechtkomt of blijft hangen. Vanuit deze positie kunnen allerlei handvaten over communicatie bij weerstand effectiever worden ingezet. Ongetwijfeld hebben ervaringsdeskundigen binnen onze lezerskring ook aanbevelingen. Mail ze door. Anderen kunnen ervan leren. Daarover de volgende keer meer. Succes op weg naar de emotionele immuniteit!

 

Dick van Twillert

e-mail: dvtwillert@casema.nl