Arbitrair: uitblinken, inzinken en herrijzen

Arbitrair

Elke maand schrijft Dick Twillert op persoonlijke titel een column in de serie Arbitrair. De titel luidt: opgaan, blinken, inzinken en herrijzen. Lees snel verder!

Tachtig jaar geleden werd in de regio waar ik woon een nieuwe COVS-groep opgericht. Een club van louter heren, gehuld in kostuums, getooid met stropdas of vlinderstrik en bijna iedereen voorzien van hoed, pet of alpinomuts. In een tijd waarin hoog opgekeken werd naar het gezag, waren dit mannen van aanzien. Van de bestuursleden uit de begintijd is bekend dat zij decennialang de vereniging met vaste hand bestierden. Sommigen waren bestuurslid voor het leven.

De prominenten binnen de COVS hadden meestal ook een taak binnen de KNVB. De een was consul, de tweede scheidsrechter, de derde commissielid, de vierde rapporteur. Zo werd de kennis gedeeld en de ervaring verdubbeld.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de scheidsrechtersgroep tot bloei. De KNVB riep hulp in voor het organiseren van de periodieke rapportbesprekingen. Ook werd er vanuit de bond medewerking gevraagd als er arbiters nodig waren voor het zomeravondvoetbal of de school- en straatvoetbaltoernooien.

Uit onze groep kwamen diverse docenten voort. Onze leermeester op de scheidsrechterscursus stond vijftig jaar geleden met een krijtje op het schoolbord te schrijven terwijl het scheidsrechtersfluitje aan een wit koordje om zijn pols bungelde. Mijn examinator toverde tijdens het mondelinge examen een heuse stopwatch uit het vest van zijn driedelige maatpak te voorschijn. Dat maakte indruk op de 15-jarige scholier.

Kort daarop werd de clubtraining ingevoerd. De ene keer werd een beroepsmilitair als trainer aan getrokken, de volgende keer een gymnastiekleraar met verstand van hardlopen. Daarnaast ontwikkelde het bestuur allerlei andere activiteiten. Tegen de tijd van de conditietest werd een avond belegd om de spelregelkennis op te krikken. Een paar keer per jaar kwam er een bekende spreker zoals een scheidsrechter uit het betaalde voetbal, de bondscoach of een lid van de scheidsrechterscommissie. In deze periode begint de vereniging zich echt te ontwikkelen.

Eigenlijk kan alles nu. Aan alle kanten wordt creativiteit ontwikkeld die leidt tot heel uiteenlopende activiteiten. Voorzitter en secretaris stonden jarenlang op de vlooienmarkt op Koninginnedag om geld voor extra activiteiten binnen te halen. Het regelen van scheidsrechters voor oefenwedstrijden en toernooien werd door de regioclubs bijzonder gewaardeerd. De spelregelexpert binnen het bestuur stond aan de basis van de spelregelwedstrijden voor de regio en het district. De eerste jaren alleen voor leden, later ook voor de jeugd van de voetbalclubs. Bij de organisatie van de jaarlijkse ledenvergadering van de landelijke COVS en van de coopertest deden de hogere besturen nooit tevergeefs beroep op onze club.

Intussen was de ontspanningscommissie ontstaan. Het begon met een kaartcompetitie. Doordat vrijwel iedere scheidsrechter bij de COVS was aangesloten, was er ruim budget voor de slotavond van het seizoen waarin artiesten voor het amusement en de hapjes en tapjes voor een genoeglijke sfeer zorgden.

De opkomst van de leden bij de training groeide gestaag. Sommigen hadden er een reis van 50 kilometer voor over. Ook oud-arbiters bleven komen, tot op hoge leeftijd. Dat leidde ertoe dat bij de gemeente moest worden aangeklopt voor een betere trainingsaccommodatie. Op een inventieve manier werd onderdak gevonden bij de korfbalvereniging die voor een klein deel in de zomertijd op het veld speelde en meestentijds in de zaal trainde en speelde.

De vereniging bruiste van de activiteiten. Het ging Nederland in economisch opzicht goed. We hadden veel leden die wat te besteden hadden. Mensen die van de cursus kwamen, werden direct lid van onze organisatie. De penningmeester haalde kapitalen binnen met de lotto en de toto. Het reilde en zeilde prima. Het organisatiemodel werd hiervoor op tijd aangepast. Veel werk lag in handen van door de ledenvergadering benoemde commissies. Het bestuur bleef verantwoordelijk en hield het onder controle. Behoud van wat er is en weinig risico lopen werd het beleid.

De club kwam ongemerkt in de derde levensfase terecht. Na opgaan en blinken kwam nu het inzinken. De spirit glipte weg. Natuurlijk waren er volop activiteiten. Voor elk wat wils! Maar er was geen verrassing meer. De spanning was weg. Alles ging op de automatische piloot. Het geld kwam nog lang goed binnen, maar er werd geen nieuwe uitdaging meer gezien of gezocht.

De accommodatie voldeed allang niet meer aan de eisen van deze tijd. De was- en kleedgelegenheden werden te klein voor het aantal trainingsbezoekers. De kantine raakte uit de tijd, zonder dat men het in de gaten had. De kwaliteit van het veld liet vaak te wensen over. De mensen die hieraan gewend waren viel het nauwelijks op. Nieuwkomers wel. Veel nieuwe leden haakten in een vroeg stadium weer af. De zusterverenigingen kregen aanwas uit ons voedingsgebied.

Wat overbleef was de oude hap die onbewust en ongewild een hecht cordon vormde waardoor jonge nieuwe mensen zich buitengesloten voelden. De club kwam in de neerwaartse spiraal terecht. Ongelukkige skiërs herkennen het gevoel: naarmate je verder valt gaat het steeds harder!

Het enige dat je kunt doen om deze trend te doorbreken is proberen de verloren gegane elan terug te winnen. Daarvoor hoeft niet helemaal teruggegaan te worden naar het pioniersbestaan van de club. Wel naar de tweede fase: de opbouw die nu dan herbouw genoemd mag worden, waarin de creativiteit naar boven komt. Dat kan beginnen met een inventarisatie naar de wensen en ideeën van de leden. Daarnaast een onderzoek naar de verwachtingen van kandidaat-leden die nu of straks op de cursus zitten. Ook een belletje naar oud-leden kan veel inzicht opleveren. De inventarisatie kan aan de leden worden voorgelegd. Zij bepalen de vervolgstap.

Na verloop van tijd kan de onderzoeksfase overgaan in de implementatie ofwel de invoering van het nieuwe beleid. Iedereen kent de slogan dat in het verleden bereikte resultaten geen garantie vormen voor de toekomst. Wil je als club wel toekomstgericht opereren, dan is het een must dat de leden met z’n allen kiezen voor een gezamenlijk optreden bij het realiseren van de nieuw geformuleerde doelen. Dit alles onder het motto ‘eendracht maakt macht’.

Dick Twillert