Donderdag 6 februari stond de zestiende ronde van de interne spelregelcompetitie op het programma. Bekijk hier de vijf spelregelvragen en de antwoorden.
Vraag 1:
De bal is op het middenveld in het spel. De scheidsrechter ziet nu dat een speler het speelveld uitstapt om zijn tegenstander, die al buiten de lijnen staat, een klap te geven. De scheidsrechter onderbreekt het spel. De slaande speler wordt weggezonden door het tonen van de rode kaart. Op welke wijze moet het spel worden hervat?
A. Met een directe vrije schop.
B. Met een directe vrije schop of strafschop.
C. Met een indirecte vrije schop.
D. Met een scheidsrechtersbal.
Vraag 2:
Er klinkt een fluitsignaal vanuit het publiek. Een speler heeft tijdens het spel de bal aan de voet op het speelveld nabij de zijlijn. Door het fluitsignaal stopt hij en pakt de bal in zijn handen. Wat zal de scheidsrechter nu beslissen?
A. Hij laat hervatten met een directe vrije schop voor de tegenpartij.
B. Hij laat hervatten met een directe vrije schop voor de tegenpartij; de speler die hands maakte ontvangt een waarschuwing door het tonen van de gele kaart.
C. Hij laat hervatten met een directe vrije schop voor de tegenpartij; de speler die hands maakte ontvangt een vermaning.
D. Hij hervat met een scheidsrechtersbal.
Vraag 3:
Bij een inworp laat de inwerpende speler zich voorover vallen en duwt de bal hardhandig in het gezicht van een tegenstander die zich binnen het speelveld bevindt. Hoe wordt het spel hervat, nadat de inwerpende speler van het speelveld is gezonden door het tonen van de rode kaart?
A. Met een directe vrije schop op de zijlijn, het dichtst gelegen bij de plaats waar de inwerpende speler stond.
B. Met een directe vrije schop op de plaats waar de tegenstander stond.
C. Met een inworp voor dezelfde partij.
D. Met een inworp voor de tegenpartij.
Vraag 4:
Bij een aanval door de tegenpartij stapt een verdediger opzettelijk over de zijlijn, omdat hij denkt, dat je zodoende een aanvaller buitenspel kunt zetten. Nadat de doelman de bal heeft gevangen stapt de verdediger weer het speelveld in. Wat moet de scheidsrechter nu beslissen?
A. Hij laat doorspelen.
B. Hij onderbreekt en zal de verdediger een gele kaart tonen wegens het zonder toestemming verlaten en betreden van het speelveld. Hij laat hervatten met een indirecte vrije schop op de plaats waar de verdediger het veld in kwam.
C. Hij laat doorspelen en zal de verdediger bij de eerstvolgende onderbreking een gele kaart tonen wegens het zonder toestemming verlaten en betreden van het speelveld.
D. Hij onderbreekt en zal de verdediger een gele kaart tonen wegens het zonder toestemming verlaten en betreden van het speelveld. Hij laat hervatten met een indirecte vrije schop op de plaats waar de bal was op het moment van onderbreken.
Vraag 5:
Stelling 1: Indien de bal achteruit gespeeld wordt, kan er bij de volgende aanraking van de bal geen sprake zijn van strafbaar buitenspel.
Stelling 2: Een aanvaller die op gelijke hoogte staat met de doelverdediger van de tegenpartij kan niet buitenspel staan.
A. Beide stellingen zijn onjuist
B. Alleen stelling 1 is juist
C. Alleen stelling 2 is juist
D. Beide stellingen zijn juist
Antwoorden:
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
B |
D |
C |
C |
A |