Vanwege de situatie rondom het coronavirus gaan de clubavonden helaas niet door. Dat betekent niet dat we de spelregelvragen niet kunnen maken. Onderstaand vinden jullie de spelregelvragen van ronde 21.
Wil je meedoen? De antwoorden kan je tot en met zondag 22 maart mailen naar secretaris@sao-apeldoorn.nl. Op dinsdag 24 maart volgen dan de antwoorden en een bespreking van de vraag met de meeste fouten. Veel succes!
Vraag 1:
Een speler van Team A mag inwerpen en doet dat heel erg snel. Een speler van Team B die met een andere bal in de handen binnen het speelveld staat gooit deze bal richting de wedstrijdbal die hij op een haar na mist. Dit heeft duidelijk invloed op het spel en de scheidsrechter fluit af. Hoe dient de scheidsrechter hierna te handelen?
A. Hij hervat het spel met een directe vrije schop op de plaats waar hij de bal geraakt zou hebben en toont de overtreder een gele kaart voor onsportief gedrag.
B. Hij laat de inworp overnemen en toont de overtreder de gele kaart voor onsportief gedrag.
C. Hij hervat het spel met een scheidsrechtersbal en toont de overtreder de gele kaart voor onsportief gedrag.
D. Hij hervat het spel met een indirecte vrije schop op de plaats waar de bal was toen de scheidsrechter affloot en toont de overtreder de gele kaart voor onsportief gedrag.
Vraag 2:
Op het moment dat aanvaller A op het doel schiet, staat een medespeler van A aan de rechterkant van het doel en binnen het speelveld buitenspel. De scheidsrechter is van oordeel dat de medespeler op dat moment niet actief bij het spel betrokken is. Het schot wordt door de doelverdediger gekeerd maar komt bij genoemde medespeler terecht en die trapt de bal vervolgens in het doel. Wat moet de scheidsrechter beslissen?
A. Hij keurt het doelpunt goed.
B. Hij keurt het doelpunt af en laat het spel hervatten met een indirecte vrije schop voor de tegenpartij op de plaats waar de medespeler de bal ontving.
C. Hij keurt het doelpunt af en laat het spel hervatten met een indirecte vrije schop voor de tegenpartij op de plaats waar de buitenspel staande speler de bal in het doel trapte.
D. Hij keurt het doelpunt af en laat het spel hervatten met een doelschop.
Vraag 3:
Een speler begaat op hetzelfde moment twee overtredingen die niet even ernstig zijn. Wat moet de scheidsrechter nu beslissen?
A. Hij onderbreekt het spel en bestraft de ernstigste overtreding.
B. Hij laat gewoon doorspelen.
C. Hij onderbreekt het spel en hervat met een scheidsrechtersbal.
D. Hij onderbreekt het spel en bestraft de minst ernstige overtreding.
Vraag 4:
Tijdens een wedstrijd wordt door partij A een strafschop genomen. De bal wordt tegen de onderkant van de lat geschoten, loopt daarna leeg en ligt in het doelgebied. Wat moet de scheidsrechter beslissen?
A. De scheidsrechter laat de strafschop overnemen met een andere bal.
B. De scheidsrechter hervat het spel met een andere bal en een scheidsrechtersbal voor de doelverdediger.
C. De scheidsrechter laat het spel hervatten met een andere bal en een indirecte vrije schop voor partij A op de lijn van het doelgebied, evenwijdig aan de doellijn, het dichtst gelegen bij de plaats waar de kapotte bal lag.
D. De scheidsrechter laat het spel hervatten met een andere bal en een indirecte vrije schop voor partij B op een willekeurige plaats in het doelgebied.
Vraag 5:
Wat is er bepaald omtrent de doelschop? Welke drie antwoorden zijn correct?
A. Er kan rechtstreeks gescoord worden vanuit een doelschop in het doel van de tegenpartij.
B. De bal is in het spel als deze getrapt is en duidelijk beweegt.
C. Als er tegenstanders zich, op moment van nemen van de doelschop, in het strafschopgebied bevinden dan moet de doeltrap worden overgenomen.
D. De doelschop mag alleen worden genomen door de doelverdediger.
E. De bal moet stilliggen.
F. De bal moet op de lijn van het doelgebied liggen.
De antwoorden kan je tot en met zondag 22 maart mailen naar secretaris@sao-apeldoorn.nl.